Wanneer ik mensen vertel dat ik vaak alleen ga wandelen in het buitenland, is de vraag die me steevast als eerste gesteld wordt: “Maar als vrouw alleen? Is dat niet gevaarlijk? Voel je je wel veilig?”. Hoewel er nog talloze artikelen zullen verschijnen over veiligheid op de trails, is het vandaag tijd voor een klassieke storytime. Neem gerust plaats in de zetel (of zelfs op het toilet – dit artikel heeft een leestijd van ongeveer zeven minuten, da’s een ideaal kakske, als je ’t mij vraagt), en laat me je meenemen naar mijn eerste avond op de Tour du Mont Blanc.
Zwaar onderschat
Het is zeven uur ’s avonds en ik ben al zo’n dertien uur aan het wandelen. Langzaam begint het besef door te dringen dat ik de Tour du Mont Blanc volledig heb onderschat. Dit is pas mijn derde langeafstandswandeling en de eerste in echt bergachtig terrein – deze hoogtemeters heb ik zwaar onderschat. In de tweede helft van de dag ben ik geen waterbronnen meer tegengekomen, dus mijn watervoorraad staat momenteel op zo’n kwart liter. Als klap op de vuurpijl realiseer ik me dat ik drie kilometer geleden een verkeerd pad ben ingeslagen en nu drie kilometer verwijderd ben van de trail. Maar ik ben doodop. Terug wandelen naar het wandelpad zit er niet in. Ik besluit een vlak stukje grond te zoeken, een chocoladereep als avondeten te eten en hier te overnachten. Op de kaart zie ik dat ik de volgende dag na drie kilometer een waterbron tegenkom. Dus het plan is om vroeg op te staan, het pad terug te vinden en water bij te vullen.
Rustige nacht
Een voordeel van de Tour du Mont Blanc is het goede weer. Mijn tent heeft vier ‘flapjes’ die je kunt openzetten voor goede ventilatie, maar tot nu toe heb ik altijd met een compleet afgesloten tent geslapen, omdat ik altijd in regenachtige gebieden sliep. Deze nacht is dus anders: voor het eerst slaap ik met één kant van mijn tent open. Na het eten van mijn chocoladereep daalt de rust eindelijk in. Het wordt donker, ik word moe, doe mijn lenzen uit en val rond negen uur in slaap. Einde verhaal zou je denken – wel, hier loopt het een beetje anders.
“De persoon erachter kan ik niet zien, maar aan de hoogte van de zaklamp te zien lijkt het om een groot persoon te gaan, hoogstwaarschijnlijk een man.”
Omsingeld
Een paar uur later. Mijn eerste slaapcyclus zit erop en ik beland in mijn REM-slaap. Ik word lichtjes wakker, tot ik plotseling in één ruk uit mijn roes ontwaak: enkele meters verderop schijnt een zaklamp in de richting van mijn tent, recht naar binnen. Ik krijg het doodsbenauwd. De persoon erachter kan ik niet zien, maar aan de hoogte van de zaklamp te zien lijkt het om een groot persoon te gaan, hoogstwaarschijnlijk een man. Scenario’s flitsen door mijn hoofd, mijn lichaam staat op scherp, en dan gebeurt wat ik altijd doe in stressvolle situaties: mijn emoties gaan diep vanbinnen een kooi in, en ik handel uiterst koel en rationeel aan de buitenkant. Met mijn beste woordje Frans (ik woonde toen nog niet in Brussel, dus mijn Frans liet te wensen over) vraag ik wie daar is.
Geen antwoord.
“Kan ik je ergens mee helpen?”
Geen antwoord. Ik besluit de kaart van ‘geërgerd maar niet bang’ te spelen.
“Halloooohooo, wie is daar, ben je op zoek naar iets?”
Geen antwoord.
En dan hoor ik waar ik nog banger voor was: voetstappen rond mijn tent.
Verdediging
Ze zijn dus met meer. Terwijl de persoon met de zaklamp de wacht houdt, omsingelen anderen mijn tent. Ik ga uit van het ergste en leg me neer bij de gedachte dat dit het moment in mijn leven is waarop ik moet vechten voor mijn leven. Dus begin ik me voor te bereiden. Terwijl ik nog steeds op gespeeld-geërgerde toon vraag wie daar is en waarom die zo’n licht in mijn tent schijnt, overloop ik in mijn hoofd de lijst van spullen die ik bij me heb en filter ik de spullen eruit die ik kan gebruiken voor verdediging. Daarbij kom ik uit bij: een extra haring en mijn nagelschaartje. Niet veel, maar beter dan niets. Ik houd ‘oogcontact’ met de zaklamp en zoek deze spullen bij elkaar.
“Ik ga uit van het ergste en leg me neer bij de gedachte dat dit het moment in mijn leven is waarop ik moet vechten voor mijn leven.”
Lenzen
Wanneer ik mijn haring en nagelschaartje in de aanslag heb, hebben ze zelf nog steeds geen actie ondernomen. Ik denk verder na over hoe ik mijn overlevingskansen kan vergroten en besef dat ik me beter kan verdedigen als ik scherp zie. Dat betekent dat ik mijn lenzen moet indoen. Met mijn verdedigingswapens in mijn rechterhand ga ik met mijn linkerhand op zoek naar mijn lenzenpotje. “Meneer, gaat u eindelijk antwoorden? Wie bent u? Wat heb je nodig? Ik ga terug slapen, hoor. Kan je alsjeblieft stoppen met dat licht schijnen?” Ondertussen doe ik mijn lenzen in. En wanneer ik één lens draag, zie ik het laatste wat ik had verwacht te zien…
Hoe je hoofd zo fantasierijk kan zijn…
Want wat zie ik… De maan. DE. MAAN. Een volle maan die mijn tent binnen schijnt. Geen meneer, geen angstaanjagende figuur, gewoon… de maan. En die voetstappen rond mijn tent? Berggeiten. Met zoveel poten dat het leek alsof er vijf mannen rond mijn tent slopen. HAHA!! Met één lens in mijn oog, een haring en een nagelschaartje in mijn bezwete handen, en een hart dat bonst in mijn keel, voel ik in één keer honderd kilo van mijn schouders vallen. Ik barst uit in een gigantische lach- en huilbui. De maan! Het was gewoon… de maan :).
Bekend fenomeen?
Voor ik afsluit nog even dit: achteraf heb ik trouwens van meerdere medewandelaars verhalen gehoord over het verwarren van de maan met een zaklamp. Blijkbaar is het dus een bekend fenomeen… Mocht je dus ooit denken dat iemand je achtervolgt of bedreigt met een zaklamp: dubbelcheck toch nog een tweede keer, want de kans bestaat dat je gewoon oog in oog staat met mevrouw maan.
Alleszins: eind goed, al goed. Heel veel wandelplezier, en een dikke zoen